Toch noemt Annemieke het ook een mooie tijd. ‘Er hing zo’n sfeer van: we doen het met elkaar, je zet samen de schouders eronder. En de Rotterdamse haven was natuurlijk een heel interessante plek. De belangen waren groot. Als een schip niet kon aanmeren, ging er vaak heel veel geld verloren. Bovendien was er ontzettend veel persoonlijk leed aan boord van de schepen. Er waren zeelieden die niet naar huis konden en soms wel twee jaar aan boord van een schip zaten. Wij probeerden steeds zo humaan mogelijk met de regels om te gaan, daar heeft de haven van Rotterdam later ook een erkenning voor gekregen. Werken aan de publieke gezondheid is meer dan regels volgen. Je moet een bredere scope hebben.’
Nieuwe generatie artsen, nieuwe energie
De coronapandemie heeft volgens haar laten zien hoe belangrijk het is om met een brede blik naar gezondheid te kijken. ‘Allerlei gezondheidsverschillen zijn op een pijnlijke manier blootgelegd. Het klinkt logisch om iemand met corona thuis in isolatie te zetten. Maar als deze persoon met zeven anderen in een huis woont met maar twee slaapkamers, dan is dat echt heel lastig te realiseren. Je moet daarom óók aandacht besteden aan de basisgezondheid van mensen.’
Gelukkig kan dat ook: ‘Ons werkveld is enorm in ontwikkeling. Ik zie juist nu veel kansen. Ons vak staat op de kaart. Er is meer geld beschikbaar en het aantal aanmeldingen voor nieuwe opleidingsplekken is echt gestegen. Interessant is ook dat er een nieuwe generatie IZB-artsen aankomt die veel aandacht heeft voor bijvoorbeeld planetary health. Ik ben heel blij met de energie die nieuwe collega’s meebrengen.’
Alles moet weer zijn plek krijgen
Sinds haar verhuizing vanuit de Randstad naar het oosten van Nederland werkt Annemieke bij de GGD Gelderland-Zuid. Vanuit haar rol als bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Infectieziektebestrijding (NIVB) ziet ze het als de grootste uitdaging dat er snel en goed nieuwe mensen worden opgeleid.
‘Het werkveld staat onder druk door de krapte op de arbeidsmarkt. Dat vraagt om veel creativiteit. Waar ik zelf benieuwd naar ben, is of we met die extra mensen straks ook andere dingen kunnen oppakken. Ik hoop dat we als artsen Maatschappij en Gezondheid meer invloed gaan hebben op het beleid. Dat is een rol die we zelfbewust moeten pakken, want ik ben ervan overtuigd dat onze bijdrage heel waardevol is. Kijk, alle veertjes van het donzen kussen zijn nu opgeschud. Die veertjes moeten allemaal weer een plekje krijgen. Ik ben heel benieuwd hoe alles er straks uit komt te zien. En ik ben zeker ook hoopvol. Want de afgelopen jaren hebben één ding duidelijk gemaakt: iedereen weet nu hoe relevant ons vak is.’